Romeinen 2:
25 Want besneden te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden.
26 Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden?
27 Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt.
28 Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt,
29 maar hij is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.
De context:
Als we kijken naar de context van deze verzen dan zien we dat Paulus in het eerste hoofdstuk het grote thema van het evangelie introduceert, te weten, behoudenis van God, door het geloof in Jezus Christus voor een ieder die gelooft. Voor de Jood en daarna voor de Griek. (Rom. 1: 16, 17)
Daarna gaat Paulus in vers 18- 32 spreken over waarom dit evangelie nodig was.
Dit evangelie was nodig omdat de toorn van God over de Heidenen was gekomen omwille hun onderdrukking van de waarheid en hun zondig gedrag.
In hoofdstuk 2 vers 1 tot 11 laat Paulus zien dat als iemand geoordeeld wordt, dan oordeelt iemand ook zichzelf. Door deze woorden maakte Paulus bekend dat de Joden, die de Heidenen veroordeelde omwille hun zondig gedrag, zichzelf ook schuldig maakte.
Ja, door de Heidenen te veroordelen, veroordeelde de Jood ook zichzelf. En zo waren beiden schuldig! (Hoofdstuk 3: 9)
Daarna zien we in vers 12- 24 dat Paulus duidelijk maakt dat de Joden de wet van God, de wet van Mozes, hadden gekregen en deze wet had hun zonden openbaar gemaakt. De heidenen daareentegen hadden gezondigd tegen de wet die was gegeven in hun binnenste. Een wet die hen kon veroordelen danwel verontschuldigen.
Dan zien we in vers 25 tot 27 dat Paulus een zeer sobere waarheid onder de ogen van de Joden brengt, de besnijdenis had alleen waarde als iemand de wet kan houden!
En zo, als iemand de wet niet kan houden is zijn besnedenheid als onbesnedenheid geworden.
Dat was een harde klap voor de Jood! Als iemand de wet niet kon houden, en niemand kon deze volmaakt houden, dan was zijn besnedenheid als onbesnedenheid geworden.
En zo werden beiden schuldig verklaard.
Wat was hun hoop? Jezus Christus.
Wie was de ware Jood in het Oude Testament?
Zelfs in het oude Testament was er een onderscheid tussen een Jood naar het vlees en een Jood naar de geest van Abraham.
Johannes 8:
36 Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn.
37 Ik weet, dat gij Abrahams nageslacht zijt; maar gij tracht Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen plaats vindt.
38 Wat Ik gezien heb bij de Vader, spreek Ik; zo doet ook gij, wat gij van uw vader gehoord hebt.
39 Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zeide tot hen: Indien gij kinderen van Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham;
40 maar nu tracht gij Mij te doden, een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Ik van God gehoord heb; dit deed Abraham niet.
Wat waren de werken van Abraham? Geloof in God! En dat niet op basis van volmaaktheid of een rechtenontlening aan de besnijdenis.
Ja, op basis van de wet van Mozes werd elke Jood schuldig verklaard voor God.
Wat was het antwoord op dit dilemma? Geloof in God!
Romeinen 9:
6 Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israel afstammen, zijn Israel,
7 en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken.
8 Dat wil zeggen: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kinderen der beloften gelden voor nageslacht.
Ja, wie is het werkelijke nageslacht van God en daardoor van Abraham?
Zij die het zijn “naar de beloften”.
Vandaag de dag zijn er nog steeds mensen en groepen die geloven dat er nog bijzondere beloften zijn voor de Jood uit het vlees. Paulus maakt duidelijk dat er alleen een nageslacht van Abraham is door “de beloften”.
Galaten 3:
6 Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend.
7 Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn.
8 En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden.
9 Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham.
(Galaten 5: 6; 6: 15, 16)
Ja, voor allen, Jood en Griek, is er nog steeds één antwoord! Gezegend worden met de gelovige Abraham. En dat door het geloof!
En andere beloften zijn er nooit gegeven!
Wie is de ware Jood in het nieuwe Testament?
De ware Jood is degene die besneden is in het hart.
Romeinen 2:
28 Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt,
29 maar hij is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.
Het begrip van een “harten besnijdenis” vind zijn wortels al in het eerste verbond.
Deut. 10:
16 Besnijdt dan de voorhuid uws harten en weest niet meer hardnekkig.
(Deut. 30: 6)
Jeremia 4:
3 En in Hem zich beroemen. Want zo zegt de Here tot de mannen van Juda en tot Jeruzalem: Ontgint u nieuw land en zaait niet tussen de doornen;
4 Besnijdt u voor de Here en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem, opdat mijn gramschap niet uitsla als een vuur en onuitblusbaar brande om de boosheid uwer handelingen.
Ja, in het eerste testament ging het al om de ware besnijdenis van het hart!
En zo kon Paulus in Romeinen schrijven dat de ware besnijdenis niet een besnijdenis naar de letter was, oftewel naar de wet, maar naar de Geest.
Wet en Geest:
Dit staat in direct verband met de belofte uit het oude Testament, Jeremia 31: 31- 34, waar God een belofte maakt van een nieuw verbond. Een nieuw verbond, de bediening van de Geest. We lezen over dit nieuwe verbond in 2 Korinthe 3: 1- 18.
De “bediening geschreven op stenen tafelen” zou tot een einde komen en in plaats daarvan zou de “bediening van de Geest” komen. En zo was het niet meer naar “de wet” maar naar “de Geest.”
Wat is de besnijdenis van het hart naar de Geest?
Als we na gaan denken over de besnijdenis van het hart dan zien we dat dit eerst en vooral een verandering van de innerlijke mens is. Dit spreekt over “gebrokenheid” van hart.
Dit spreekt over het laten gaan van trots en het nederig opstellen naar God.
Psalm 51:
19 De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God.
Ja, zoals David hier getuigd, een verbroken en verbrijzeld hart zal God nooit verachten.
Dit is wat God zoekt, mensen die Hem zoeken vanuit een verbroken en verbrijzeld hart.
Handl. 2
37 Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders?
38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Rom. 6
17 Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is;
18 en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid.
In deze twee bovenstaande passages zien we het belang van “het hart” in relatie tot ware wedergeboorte.
Anderzijds zien we in het nieuwe Testament een belangrijke connectie tussen “de besnijdenis die zonder handen” plaatsvind in “de waterdoop”.
Koll. 2:
11 In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus,
12 daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook medeopgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt.
Het nieuwe Testament leert ons dat de doop essentieel is om behouden te worden.
(Markus 16: 15, 16; Handl. 2: 37- 47; Titus 3: 5; 2 Petrus 3: 21)
In deze passage uit Kollosenzen zien we een belangrijke connectie tussen 1) de besnijdenis die geen werk van mensenhanden is, 2) het afleggen van het lichaam des vleses en 3) het begraven zijn met Hem in de doop.
Ja, in de doop wordt de oude mens begraven, afgesneden, en een nieuw mens staat op.
(Romeinen 6: 1- 11)
Ja, in het nieuwe Testament zien we dat de doop ook de noodzakelijke geestelijke besnijdenis is, waarin het lichaam des vleses, de oude mens, wordt afgelegd of afgesneden.
Zo is de doop een afsnijden van het lichaam des vleses, ofwel de oude mens wordt afgesnedenen gekruisigd. Dit is een heel krachtig beeld!
Conclusie:
Als we al deze bovenstaande passages bekijken zien we dat het onder het nieuwe verbond niet meer gaat over besneden of onbesneden te zijn, maar om besneden te zijn van hart.
Ja, het gaat om Christus. Of met andere woorden, het gaat de belofte van het nieuwe verbond aan! (2 Kor. 3: 1- 18)
Als we dit koppelen aan ons grotere thema, Gods verbond Israel, dan zien we opnieuw dat al deze woorden Christus-centrisch was.
De Israelieten hebben een nieuw verbond gekregen, Jer. 31: 31- 34; Hebr. 8: 8- 13, en daarin ligt de verlossing van alle Israelieten. En dit nieuwe verbond is Christus-centrisch.
Meer is niet nodig!
In het nieuwe verbond, wat eerst en vooral aan de Joden is gegeven, liggen de beloften voor alle mensen.
Buiten dit verbond worden geen andere beloften gegeven aan de Joden.
Er zijn sinds de dood en opstanding van Christus geen andere beloften voor de Joden dan het behouden worden door Christus en zo een erfgenaam te worden van de beloften.